Maar (Doch) God


Soms zijn de kleinste woorden het meest machtige. Neem bvb.het kleine woord “als”. Wanneer dit drieletterwoord in de Bijbelse passages wordt genegeerd, dan kan dit leiden tot een totaal verkeerde interpretatie van dit vers. Het vierletterwoord “maar” is evenzeer machtig, zowel in dagdagelijks gebruik als in de Bijbel.

Wanneer we tactvol willen omgaan met mensen beginnen we meestal met een aanmoediging. We zeggen dan bvb. “ik hou van je”. En gaan dan verder met “maar ik hou niet van je houding”.  Dus het woord “maar” spreekt het voorgaande tegen. Ik hou van je maar mijn liefde telt niet omdat ik een probleem heb met je houding. Als we de zin omdraaien krijgen we een totaal andere boodschap: “Je houding deugt niet maar ik hou van je”. Hier zeggen we dat jouw houding geen belang heeft, wat wel belang heeft is dat ik van je hou. Dus wat voor “maar” staat telt niet en wat echt telt is wat er achter staat.

De New King James Bijbel gebruikt het woord “but” (wat betekent “maar”) meer dan 4000 maal! De eerste keer wordt het gebruikt in Genesis 2:6 waar staat dat het niet regende maar een damp steeg op uit de aarde om de aarde te bevochtigen. Met andere woorden het feit dat het niet regende is niet belangrijk – het wordt overschaduwd door het feit dat er een mist opkwam die de aarde bevochtigde.

Hoe krachtig kleine woorden ook mogen zijn, ze worden nog krachtiger als ze verbonden zijn aan een nog krachtiger woord: “God”. Deze twee woorden “but God” komen 45 keer voor. Sommige van de verzen bevatten machtige verklaringen en beloften over God’s ingrijpen in het leven van mensen.
In Genesis 31:7 zegt Jacob tot zijn vrouw “Maar uw vader heeft mij bedrogen en mijn loon tienmaal veranderd, doch God heeft hem niet toegelaten mij te benadelen. “ Is dat niet fantastisch? Ongeacht wat Laban beraamde tegen Jacob  – het maakte geen verschil toen God ingreep. In Genesis 50:20 zegt Jozef iets gelijkaardigs maar toch nog iets meer wonderbaarlijks: “Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht” . Het maakt niet uit wat mensen beramen of doen tegen hen die in Zijn wil leven, als God Zich met de zaak gaat bemoeien komt het allemaal ten goede! Misschien kan je wel getuigen over alle beproevingen en tegenstand die je ervaart, en dat kan erg negatief zijn,  maar als je besluit met “maar God…” dan wordt een hopeloze situatie omgezet in een vruchtvolle.

Soms lijkt “maar God” eerder negatief, bvb. toen David een huis voor God wou bouwen: “Maar God heeft tot mij gezegd: Gij moogt voor Mijn naam geen huis bouwen’” 1Kron. 28:3.  Of toen Petrus zei dat hij de Joodse traditie niet mocht mengen met de heidense: “maar mij heeft God doen zien, dat ik niemand onheilig of onrein mag noemen” Hand. 10:28. Hieruit kunnen we leren dat ongeacht welke plannen en vooroordelen we ook mogen hebben, als God ingrijpt verandert alles, omdat Zijn wegen zoveel verhevener zijn dan de onze. Dat betekent dat we moeten luisteren als God een “maar” brengt in onze plannen, ideeën, tradities en gewoontes! Jammer maar de geschiedenis van de mens is vaak gevormd door de “maar God”, gevolgd door de “maar de mens”. Laten we God het laatste woord hebben, vooral als Hij “maar” toevoegt aan onze gedachten.

In Hand. 13:29-30 zegt Paulus: “namen zij Hem af van het hout en legden Hem in een graf. Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt”. Halleluia! Mensen kruisigden en begroeven Hem en dachten dat ze eindelijk van Jezus af waren.  Maar God is niet gebonden door de dood en het graf – Hij wekte Jezus op uit de dood. Mocht er geen “maar God” geweest zijn dan zou ons geloof ijdel zijn en zouden we nog steeds in zonde leven (1Kor. 15:17).

Romeinen 5:7 zegt dat iemand mogelijks zou sterven voor een goed mens, waaruit we kunnen opmaken dat niemand wil sterven voor een slecht mens of een zondaar. “Maar God bewijst Zijn liefde jegens ons, doordat Christus, terwijl wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. ” Rom. 5:8. Dank aan God dat Hij niet is zoals wij en dat Hij voor ons wou sterven, terwijl anderen geen zier om ons gaven.

In Efeziërs 2, schetst Paulus onze toestand voordat we waren gered.  Hij zegt dat we dood waren door onze overtredingen en zonden, we waren in de macht en greep van de duivel en we hadden geen enkele hoop. “Maar God, die rijk is aan erbarming, heeft, om Zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren, mede levend gemaakt in Christus – door genade zijt gij behouden” Efe. 2:4.

Het doet er niet toe hoe slecht je bent of hoe dikwijls je hebt gezondigd. Het doet er niet toe dat mensen je hebben laten vallen. Het doet er niet toe hoe dikwijls je gefaald hebt. Niets daarvan doet er toe in het licht van Gods rijkelijke genade. Hij kan leven uit de dood wekken en Hij kan jouw leven veranderen. Hij kan licht brengen in de duisternis, hoop i.p.v. wanhoop, liefde i.p.v. eenzaamheid en orde in de chaos van ons leven. Dus hoe je leven ook was in het verleden, als je “maar God” toevoegt op het einde van het verhaal, kan alles anders zijn.

Hij stierf op het kruis om je verleden, heden en toekomst te veranderen. En hier komt het andere kleine woord “als” meespelen: “als” je Hem wil vertrouwen. Hij heeft het allemaal bewerkt. Hij betaalde de prijs voor onze zonden, Hij heeft de macht om je leven te veranderen. Maar Hij heeft je goedkeuring nodig en de wil om mee te helpen aan Zijn plan. Er is dus een voorwaarde – dat is het “als” woord. Hij zal je vergeven “als” je jou bekeert tot Hem. Hij zal Zijn liefde op jou uitstorten “als” je tot Hem nadert.

Het “maar God” gedeelte zorgt voor alles en draait alles om zolang we ons houden aan het simpele “als” gedeelte. Het “maar God” gaat niet vanzelf – het verandert niets “als” we niet dat willen wat Hij ons aanbiedt. Hij zal niet al Zijn goedheid, genade, vergeving en macht aan jou opdringen. Het is enkel voor jou “als” je het aanvaard.. “Ik ben de deur; als iemand door mij binnenkomt, zal hij behouden worden” (Joh. 10:9).